Het economische nieuws van deze week focuste de rentebeslissing van de FED (de nationale bank van de Verenigde Staten). Zouden ze de tarieven verlagen, en zo ja, met 25 of 50 basispunten? Het werden uiteindelijk 50 basispunten.
De beurzen liepen vooruit op dit rentebesluit, met de gedachte dat meer liquiditeit goed is voor de aandelenmarkten.
Dat is natuurlijk allemaal kortetermijndenken. De echte vraag die we moeten stellen, is of dit rentebesluit een significante impact heeft op de onderliggende bedrijven.
Natuurlijk zijn rentetarieven belangrijk. Ze maken deel uit van de kosten die bedrijven hebben als ze schulden dragen, of vormen inkomsten als we spreken over een bedrijf met een nettokaspositie.
Als je op een Amerikaanse overheidsobligatie 3,5% rendement kan krijgen, wil je natuurlijk dat je vastgoed of aandelen een hoger rendement opleveren. Dit heeft invloed op de waarderingsmodellen. Persoonlijk werk ik altijd met een minimale rendementseis van 10% of meer, dus zo'n rentebesluit heeft geen impact op mijn waarderingen.
De belangrijkste vraag blijft: welke impact heeft dit rentebesluit op onze bedrijven? Kijk je bijvoorbeeld naar onze vastgoedbedrijven, dan zou je denken dat de impact groot is. Als Amerika de tarieven verlaagt, zullen Europa en Engeland waarschijnlijk volgen. Maar in werkelijkheid is die impact minder groot dan je zou verwachten. Alleen als er op korte tijd meerdere forse verlagingen komen, zie je een snellere impact.
Een rentedaling komt echter niet zomaar. Die komt er omdat de onderliggende economie minder presteert. Dat zien we nu zowel in Amerika als in Europa. De resultaten van retailers schetsen een beeld van een consument die het moeilijker heeft of in elk geval zorgvuldiger met haar geld omgaat. Dit is een veel belangrijkere factor dan of de rente nu een halve procent hoger of lager staat.
In Europa hebben we bovendien te maken met eigen veroorzaakte problemen, zoals overregulering en de Green Deal, die alles voor de consument duurder maken. Dure energie drukt ook zwaar op de industrie en op de concurrentiekracht.
Alles verkopen en in goud gaan? Nee, voor mij niet. De aandelenprijzen lijken hier, zeker in Europa, al sterk rekening mee te houden. Bovendien, als een bedrijf in zo'n omgeving kan overleven, en zelfs kan groeien, stel je dan voor wat er mogelijk is als de politiek het geweer van schouder verandert en zich minder laat leiden door de "degrowth"-gedachte die nu lijkt te heersen.
Als belegger in bedrijven moet je een eeuwige optimist zijn. Bij elk bedrijf dat je bezit of wilt kopen, moet je wel goed weten wat er kan misgaan en wat de impact daarvan zou zijn op de waarde. "Expect the best, prepare for the worst."
Op de beurs zijn er altijd bedrijven te koop waar bijna alles fout mag gaan en je nog steeds niet te veel betaalt. Hoe kan je dan niet optimistisch zijn? Alles wat beter uitpakt dan je doemscenario, is winst.
Helaas zijn er ook veel bedrijven op de beurs waar het omgekeerde geldt. Daar heeft optimisme plaatsgemaakt voor ongebreidelde euforie. Bij die bedrijven moet alles goed gaan om de waardering te rechtvaardigen. Als er dan iets misloopt, zakt de waarde direct flink.
Als notoir optimist kies ik voor de bedrijven die we kunnen kopen, waar van alles mis mag lopen. Elke meevaller maakt me dan blij, en dat is een stuk leuker dan voortdurend te vrezen dat er iets misgaat.
Updates deze week:
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Smart Capital to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.